Ik ging nog eens verzitten achter in de cabine van de 4 WD. Het lukte mij niet om zittend in slaap te komen. Ik was blij toen de chauffeur en de bijrijder uit het struikgewas kwamen om weer verder te rijden.
Het was omstreeks half vier. Zou de auto wel weer kunnen rijden of zouden de voorspellingen van Jan uitkomen? de chauffeur toeterde en van verschillende kanten kwamen de mensen, die in de achterbak meereden, weer te voorschijn. Men stapte in en de auto kwam weer in beweging. Het leek er op dat de problemen met het rechterachterwiel waren opgelost. We reden weer uren stapvoets over een slechte weg. We reden nog steeds langs de oostkantvan het Nationale Park.
Tijdens onze tocht begon het langzaam licht te worden. Natuurlijk moest de chauffeur weer regelmatig stoppen om de radiator bij te vullen. Dan konden we even uit de cabine klimmen om de benen te strekken of onze sanitaire behoeften te doen. Om kwart voor acht bereikten we een groot dorp. Dat bleek Mananara te zijn. Mananara ligt halvewege het onverharde traject, dus we waren nog niet echt opgeschoten. Waren we daar pas? Ik had gedacht dat we dit dorp gisteren al gepasseerd waren, maar dat had ik verkeerd gezien.
In Mananara hielden we een pauze van anderhalf uur. We gingen op zoek naar een plek voor een vazaha ontbijt: een ontbijt met vers brood, boter, jam en eventueel een ei of omelet. Dit bleek niet te kunnen, dit was een authentiek Madagassisch dorp, waar je alleen bakken rijst en smaakloze oliebollen zonder rozijnen kon krijgen. Het was duidelijk dat hier bijna nooit toeristen langskwamen en dat de Franse invloed hier minimaal geweest moet zijn. We aten wat oud brood, bananen en koekjes. Om negen uur reden we weer verder.
Gedurende deze dag moesten we nog 5 rivieren passeren. We kwamen nu ook ponten (bacs) tegen, die op handkracht werden overgetrokken. Alle mannen op de platte schuit trokken een touw van de voorkant van de pont naar de achterkant van de pont, waardoor de pont met twee auto’s er op en een dertigtal mensen tergend langzaam naar de overkant bewoog. Jan en ik hielpen mee, we liepen in de roj mee en trokken het touw verder. Na ongeveer 15 keer heen en weer lopen kwamen we met de trekpont aan de overkant. Het touw striemde en nijn handen zagen rood. Ik was blij, dat we van deze pont afkonden.
In de middag kwamen we bij een van de ponten een Oostenrijkse man tegen, die alleen langs de oostkust van Madagaskar reisde. Hij was meegelift met taxi-brousses en probeerde met onze 4 WD mee te liften. Maar de chauffeur vond dat er geen plaats meer was in de achterbak. Toen we aan de overkant waren had hij al een andere taxi- brousse gevonden waarin hij lachend meereed. Volgens hem was er voor Maroantsetra, in het dorp Rantabe, een hotel. Misschien zouden wij daar ook kunnen gaan slapen. We hadden al aan onze chauffeur gevraagd hoe ver we deze dag zouden rijden. Zouden we deze avond nog in Maroantsetra aankomen? Hij wist het niet. We waren bang dat we heel laat in de avond of in de nacht daar zouden aankomen. Hoe kon je dan nog een goede overnachtingsplek vinden? Sjimmie wilde er niet over nadenken, hij dacht alleen aan doorrijden.
We passeerden ook bruggen, die zo wankel waren, dat alleen de chauffeur er met de auto over heen ging. Wij liepen dan daarna of eerst de brug over.
Ook passeerden we een brug, waar we wel over konden lopen,. maar waarover de 4WD pick-up niet kon rijden. Die werd alsnog met een kleine bac overgevaren.
Rond 19.00 uur kwamen we in Rantabe aan. Het leek ons een goede plaats om er te slapen, maar de chauffeur stopte hier alleen maar om te eten. Later op die avond zouden we verder reizen.
Weer een nacht zittend slapen op de achterbank van de cabine? Het leek mij geen aangenaam vooruitzicht. Inmiddels hadden we besloten, dat we deze tocht – hoe spectaculair ook – niet nog een tweede keer wilden maken. Ik zou bij aankomst in Maroantsetra George bellen en vragen of hij voor de terugtocht naar Tamatave dan toch maar de Melissa boot van woensdagnacht 14 oktober kon reserveren.
In Rantabe waren geen vazaha restaurants en na enig zoeken vonden we een plek op straat waar we rijst en heerlijk klaargemaakte spaghetti bolognese konden eten, samen met 2 stokjes brochette ( een spie met geroosterde stukjes zeboevlees). Helaas waren er hier geen groenten beschikbaar.
Om acht uur reden we verder met de auto, die steeds beter leek te gaan rijden. Had het regelmatig gehamer dan geholpen? Moest ik ook maar een hamer in mijn eigen auto thuis leggen? Een vreemd geluidje, dat we aan het begin van de tocht regelmatig hadden gehoord, was verdwenen. We moesten in het donker weer bij een rivier wachten op een pont, die aan de overkant lag. Onze chauffeur kwam met een probleem: verder op zouden we een rivier niet kunnen passeren omdat de waterstand te hoog was. Pas na 3.00 uur ’s nachts konden we verder rijden. Het probleem was voor ons pas duidelijk toen we aan de overkant waren. We zeiden tegen Sjimmie dat we dan ergens zouden willen slapen. Terugkeren naar Rantabe zou onzinnig zijn (dan moesten we met de pont weer terug de rivier over), maar in het volgende dorp zou onze chauffeur iets regelen. Op een grote matras in een kamer van een privepersoon konden drie mensen slapen en nog een persoon kon in een van de bedden van een stapelbed slapen. Van het onderste bed moest eerst nog twee kale kattewlpjes verwijderd worden, die in een kartonnen doos werden gelegd. Toen kon Annelies daar gaan liggen. Corrie, Jan en ik gingen op de grote matra liggen. Het was nu de derde nacht dat ik in dezelfde kleren moest gaan slapen. Dat gold ook voor de anderen. Ook tandenpoetsen kon nog steeds niet, de spullen zaten nog steeds onder het zeildoek boven op de auto. Het was inmiddels 10 uur geworden, we konden tot 3.00 uur nog wat slapen.